donderdag 10 februari 2011

Suikerspin

Als ik de trein in stap is de hele coupé nog leeg. Gerustgesteld ga ik zitten, mijn tassen netjes uitstallend op de stoel naast me. Dan zie ik dat iemand anders op precies hetzelfde moment heeft besloten te gaan zitten op de stoel tegenover me. Dit gaat volledig in tegen de ongeschreven treinetiquette die iedereen kent: wanneer twee mensen in een lege coupé terechtkomen, gaan ze altijd zo zitten dat ze elkaar niet zien, en ik het gangpad, op weg naar het druilerige perron van Station Noord, ontwijk je beleefd elkaars blik. Zo hoor je het waanbeeld in stand te houden dat een trein helemaal niet openbaar is, maar een privévoertuig voor jou, je koffer, je gedachten en je iPod.

Geïrriteerd kijk ik de ongemanierde vrouw aan die tegenover me zit, maar ze lijkt geen aanstalten te maken om op te staan. Sterker nog, ze kijkt al even geërgerd terug, alsof ik hier de treinbarbaar ben. Ze heeft het meest prachtige haar dat ik ooit heb gezien. Het heeft exact dezelfde structuur en vorm als die van een suikerspin; het is zelfs puur wit, met een lichtroze ondertoon. Ze is vast als kind met haar hoofd in de suikerspinmachine gevallen.

De rest van haar leidt helaas nogal af van haar smakelijke haar. Ze is minstens een paar pond te zwaar, die zich vooral verzameld lijken te hebben in haar nekkwabben. Haar enkels bollen over de groene Nikes heen (duidelijk gekocht in een desperate poging eruit te zien als een begeerlijke twaalfjarige puber) en haar ogen zijn het waterige blauw van iemand die in haar leven nog niet genoeg mooie dingen heeft gezien. Haar ballonborsten knallen bijna uit hun dooraderde huid met paarse lyrca-omhulling.

Ze trekt een zakje kruimelige koekjes uit haar witte nepleren tas. Kletskoppen. De coupé wordt gevuld met haar zoete karamelsuikerpinda-adem als ze luidruchtig op haar koekje kauwt. Ik word misselijk als ik haar massieve kaken onder haar vel zie bewegen, even gracieus als bulldozers, en ook ongeveer even stil. Om aan mijn grimmige gedachten over haar kiezen vol koekslijm te ontsnappen, pak ik mijn mobieltje. Duidelijk geïnspireerd door mijn gebaar pakt zij de hare, met touchscreen, en haar lila blingnagels tikken driftig op het scherm. Ze kijkt even op, om zich ervan te vergewissen dat ik haar überluxe telefoon heb gezien. Je hebt hem vast gejat, zeg ik terug via een opgetrokken wenkbrauw.  Bij wijze van antwoord propt ze nog een kletskop in haar felroze mond. Ik zucht en ga verder met mijn sms’je over wolken die op ijsjes lijken en ijs dat smaakt naar wolken.

Met geen mogelijkheid kan ik ontsnappen aan de grote, weke vrouw tegenover me. Mijn ogen blijven naar haar afdwalen, ze vinden haar blijkbaar reuze fascinerend in plaats van misselijkmakend. Zij lijkt mij al eveneens te willen blijven aanstaren, al raken onze blikken elkaar niet meer. Ze is klaar met haar nepnageltapdans en begint nu haar wangen onder te smeren met roze smurrie. Hierbij kijkt ze in een klein Snoopy-handspiegeltje en tuit haar lippen om de locatie van haar nauwelijks aanwezige jukbeenderen vast te stellen. Als haar wangen er appeltjesachtig genoeg uitzien, bergt ze haar spullen op en besluit dat het tijd is om door te gaan met mij vileine blikken toewerpen. Ik laat alle pretentie van desinteresse varen en staar terug. Ze trekt haar overgeëpileerde wenkbrauwen zo hoog mogelijk op, ik lift één mondhoek tot een gemeen lachje. De conducteur informeert ons krasserig dat we in Noord zijn beland. We zijn er.

Ik til mijn tasjes van de stoel en sta neuriënd op, terwijl ik mijn sjaal wat steviger omwikkel. Mijn spiegelbeeld doet met me mee. Ze brengt haar wilde suikerspinhaar in model met haar handen en volgt me naar de deur, waar ze verdwijnt aan het eind van de spiegel.

Image by Inez & Vinoodh